Bron foto: De Correspondent/Janus van den Eijnden
Dimitri Tokmetzis en Maurits Martijn van het Nederlandse online journalistieke platform De Correspondent schrijven in ‘Je hebt wél iets te verbergen’ over het levensbelang van privacy. “Er zijn vijf woorden die de essentie van onze paradoxale houding tegenover privacy samenvatten. Eén zinnetje dat symboliseert dat we privacy geen echte prioriteit geven”, zo schrijft het tweetal. Dat zinnetje is: ‘Ik heb niets te verbergen.' Als dat ook jouw gedacht is, dan weet je volgens Dimitri en Maurits niet waar je het over hebt. Je doet volgens hen een naïeve en zelfs gevaarlijke uitspraak. Bloovi legde voor meer tekst en uitleg haar oor te luisteren bij Dimitri Tokmetzis.
Dimitri: “Die uitspraak is van mijn co-auteur Maurits Martijn. Je kan zoiets alleen zeggen als het aan een aantal voorwaarden is voldaan. Je kunt wel zeggen dat je niets te verbergen hebt, maar dan moet je ook precies weten wat je eigenlijk te verbergen hebt, voor wie, voor welke doeleinden en wat ze daar mee doen. Je moet zoveel weten om dat met zoveel stelligheid te kunnen zeggen: dat kun je gewoon niet.
Je kunt het niet zien en als we het zien, blijkt het allemaal niet te kloppen en blijken er de hele dag besluiten over jou genomen te worden op basis van jouw data. Soms klein, maar soms ook groot. Die soms in je voordeel werken, maar die net zo goed in jouw nadeel kunnen werken.”
In hun boek halen de auteurs ook onze minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken Jan Jambon aan, die na de aanslagen van 13 maart in Brussel een centrale database met vingerafdrukken van iedere Belg voorstelde: ‘Maar mensen die niets te verbergen hebben, moeten toch geen schrik hebben dat je hun vingerafdruk neemt?’
En NSA-klokkenluider Edward Snowden, die stelt dat ‘privacy niet belangrijk vinden omdat je niets te verbergen hebt, hetzelfde is als niet geven om vrijheid van meningsuiting omdat je niets te zeggen hebt’.
Privacy is van levensbelang
Dimitri Tokmetzis (1975) is historicus en datajournalist. Hij schreef voor het Utrechts Nieuwsblad, NRC Handelsblad en De Pers. In 2012 verscheen zijn boek ‘De digitale schaduw’ over hoe risicoprofielen ons dagelijks leven meer en meer sturen. Sinds 2013 is Dimitri als onderzoeksjournalist verbonden aan het online journalistiek platform De Correspondent en samen met mede-Correspondent Maurits Martijn stelde hij afgelopen maand hun boek ‘Je hebt wél iets te verbergen’ voor. In het boek doen de auteurs verslag van hun journalistieke zoektocht naar het belang van privacy. En dat belang is er niet alleen voor jou: privacy is van levensbelang voor ons allemaal.
De eerste vraag die ik Dimitri stel, is een vraag die ik altijd stel, maar een extra lading heeft als je het over privacy gaat hebben: ‘Mag ik ons gesprek opnemen’. Net als altijd stemt ook Dimitri met het opnemen in. Zonder vragen over wat er met de opname zal gebeuren. Op zich niet vreemd: de privacy van de opname is een vorm van relationele privacy. Die gaat over wat je vertelt tussen mensen en is meer een sociale norm die stelt dat ik vertrouwelijk en verantwoord zal omgaan met de woorden die mijn recorder van Dimitri registreert. Het brengt me bij de vraag: wat is privacy?
“Dat is een heel goede vraag, die niemand ons ooit stelt, terwijl die wel heel belangrijk is,” zegt Dimitri, “het probleem is dat niemand het er helemaal over eens is. Er zitten allemaal nuanceverschillen in. Bij vrije meningsuiting weet je meteen waar het over gaat, maar als het om privacy gaat, geeft iedereen daar toch zijn eigen invulling aan. In het boek hebben wij het over informationele privacy: wat gebeurt er met je persoonsgegevens.”
Het boek dat Dimitri Tokmetzis en Maurits Martijn schreven.
Je smartphone is ontwikkeld om je data te gebruiken en verkopen
Om een antwoord te geven op wat er met onze persoonsgegevens gebeurt, proberen Dimitri en Maurits in het eerste deel van ‘Je hebt wél iets te verbergen’ laptops en smartphones te doorgronden om datastromen in kaart te brengen.
De smartphone, zo schrijven ze, is zonder enige twijfel de succesvolste consumententechnologie van de afgelopen tien jaar. Er zijn nu meer dan 2 miljard gebruikers en we gebruiken hem steeds méér. Maar tegelijkertijd begrijpen we nagenoeg niks van dat ding.
Het is een ultiem voorbeeld van wat de Franse filosoof Bruno Latour een ‘black box’ noemt: een apparaat dat werkt als een trein, maar waarvan de échte werking mysterieus blijft. ‘Als een machine efficiënt loopt,’ citeren de schrijvers Latour, ‘dan hoeft men zich alleen te richten op de input en de output, en niet op zijn interne complexiteit.’
"Je smartphone is ontwikkeld om je data te gebruiken en verkopen."
Je weet waar je op moet drukken om je smartphone te gebruiken (input) en begrijpt wat hij als reactie daarop zal doen (output) – bellen, surfen, appen – maar hoe het apparaat dat allemaal doet, is een groot vraagteken. Niet voor niets luidde de slogan van Apple jarenlang: 'It just works.' Ze ontdekten dat we zonder dat we het doorhebben op die manier veel gegevens kwijtraken. En dat dat verlies zo bedoeld is. Adverteerders, softwareontwikkelaars en smartphonebouwers hebben de techniek zo ontworpen dat onze data gebruikt, verkocht en verhandeld kunnen worden. We raken onze gegevens kwijt, omdat de technologie werkt.
We worden gemolken
“Een metafoor die je vaak hoort,” vertelt Dimitri, “is die van The Matrix, waarbij wij de batterijen van de informatiesamenleving zijn. We worden gemolken door de grote dataverzamelingsmachines: de gekke situatie is dat we eigenlijk niet echt klanten, maar de informatiebron van Google en Facebook zijn. De echte klanten zijn de adverteerders.”
Van de laatste drie jaar van zijn onderzoek is het dan ook de advertentiewereld die Dimitri het meest heeft verrast: ”We hebben altijd de neiging advertenties als vervelend, maar onschuldig te zien. Maar als je gaat graven, dan ontdek je hoe die advertentiewereld werkt en wat voor infrastructuur, economie en belangen daarachter zitten. Ik wist niet dat dat zo groot en zo geavanceerd was."
"De gekke situatie is dat we eigenlijk niet echt klanten, maar de informatiebron van Google en Facebook zijn."
"Op het moment dat een pagina laadt, wordt de advertentieruimte aangeboden op een openbare marktplaats waarbij allerlei partijen kunnen bieden: in real time worden je data daar geveild en mag de winnaar jou een advertentie leveren. En dat allemaal binnen een seconde. Als je daarover nadenkt, dan is dat toch knap. Ik heb wel bewondering voor die enorme technische en organisatorische complexiteit. Maar er is ondertussen wel een infrastructuur opgebouwd, die zo ongelofelijk ingewikkeld in elkaar zit dat dat bijna niet te doorgronden is, én die we gewoon niet zien.”
Malvertising en cyberspionage via advertentienetwerken
Dimitri: “Het zit in het wezen van het internet: een netwerk van allerlei private netwerken. Daarom heeft niemand meer het overzicht over het geheel. Je ziet dat er in de advertentiewereld daardoor ook allemaal spelers komen met minder goede bedoelingen. Malvertising is in opkomst.
Dat is niet alleen een technische probleem, het is ook een probleem van onvoldoende markttoezicht. Als op de primaire markt niet genoeg wordt geboden voor de advertentieruimte, gaat die naar de secundaire en zelfs tertiaire markt. Op die markten is het makkelijker om binnen te komen. Zo kunnen criminelen advertenties inkopen en via malvertising virussen verspreiden. Eerst leveren ze een tijdje heel normale advertenties af en dan beginnen ze een malwarecampagne. De infrastructuur maakt het zo mogelijk dat ze op de computers van mensen binnenkomen en hun bankgegevens kunnen stelen."
Maurits Martijn en Dimitri Tokmetzis, de auteurs. Bron foto: De Correspondent
Een wapenwedloop
De oplossing is simpel, suggereer ik: een adblocker installeren. Dimitri: “Ik gebruik zelf ook een adblocker, maar je houdt er niet alles mee tegen. Ik heb op zich ook niks tegen advertenties, maar ik wil gewoon niet gevolgd worden. Cookies zijn in die zin eigenlijk zo slecht nog niet, die kun je wissen. Wat je ziet, is dat als veel mensen adblockers gaan gebruiken, ze andere methodes gaan gebruiken om jou te volgen.
Dat is ook het enige dat die advertentiebedrijven willen, zeggen ze altijd: ‘we hoeven niet te weten wie je bent, we willen je alleen kunnen herkennen.’ Met een cookie kun je uniek herkend worden. Maar er zijn ook andere fingerprinting technieken, waarbij ze kijken naar de instellingen van je browser. Daar kun je niets tegen doen, daar is geen software tegen en dat duurt altijd even voordat dat is ontwikkeld. Dat is gewoon een wapenwedloop."
"Daar kun je als individuele gebruiker niet zoveel aan doen. Dat is een beetje het probleem met de privacywetgeving in Europa: er ligt nog teveel op het bordje van het individu, terwijl het probleem een collectief probleem is. Dus de oplossing zou dat ook moeten zijn, betogen wij in het boek. Dat moet je op Europees niveau doen, dat kun je niet aan lidstaten overlaten, die zijn geen partij voor Apple, Facebook en Google. De Europese Unie is dat wel, die kan hen op de knieën dwingen. Je ziet dat nu gelukkig ook gebeuren.”
Er is overzicht noch regie over datastromen
Toen Dimitri en Maurits hun onderzoek naar datastromen begonnen, zagen ze surveillance door bedrijven en overheden als twee gescheiden werelden. Gaandeweg kwamen ze erachter dat die werelden samenvallen.
Dimitri: “Uit de stukken van Edward Snowden is ook gebleken dat die advertentienetwerken en Google en Facebook door staten worden gebruikt voor cyberspionage. De NSA bespioneert ons niet rechtstreeks, ze bespioneren Google en Facebook. Een goedkope manier van spioneren: omdat zij alles al verzamelen, hoeven ze dat zelf niet meer te doen. Dat geldt net zo goed voor de Russische, Franse, Duitse, Nederlandse en Belgische geheime dienst. Al het werk wordt al voor ze gedaan. Dat niemand daar meer het overzicht over heeft en dat daardoor een groot probleem is ontstaan, is ook de conclusie van een rapport van de Nederlandse Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, waaruit Dimitri en Maurits citeren.
"Een goedkope manier van spioneren: omdat zij alles al verzamelen, hoeven ze dat zelf niet meer te doen"
‘Stapje voor stapje,’ stelt het rapport, ‘ontstaat er een kluwen van datastromen. Op Rijksniveau. Op lokaal en uitvoeringsniveau. En zeker ook op het internationale en Europese niveau. Hierdoor is er een groot probleem ontstaan: niemand heeft meer het overzicht over al die datastromen, laat staan dat iemand er de regie over voert.
Voor de burger betekent dit: je kunt er niet van uitgaan dat jouw informatie bij de instantie blijft waaraan je die hebt gegeven.’ De onderzoeksjournalisten nemen de proef op de som en doen navraag bij de beheerders van sites als nu.nl, telegraaf.nl en voetbalzone.nl. Zij zijn immers degenen die het overzicht hebben over wat er op hun sites gebeurt. Tot hun grote verbazing weten ook zij niet precies door welke trackers hun bezoekers worden gevolgd. ‘Ik heb geen enkel zicht op wat derde partijen op onze site allemaal voor informatie meetrekken. Ik vertrouw erop dat die bedrijven zelf hun verantwoordelijkheid nemen,’ antwoordt een webmaster van een Nederlandse site met honderdduizenden bezoekers per maand, die anoniem wil blijven.
We voelen de urgentie niet er iets aan te doen
Met het rapport van de WRR krijgt de overgrote meerderheid van de deelnemers aan een onderzoek onder 28.000 Europese burgers in 2015 hun gelijk: 70 procent van de ondervraagden is bang dat zijn gegevens voor andere doeleinden worden gebruikt dan waarvoor ze verzameld worden. In een recente poll onder 24.143 internetgebruikers uit 24 landen geeft 79 procent van de ondervraagden aan zich zorgen te maken over het gebrek aan online privacy.
Maar als we kijken naar ons gedrag, doemt een ander beeld op: we zien het niet en daardoor begrijpen we het niet en daardoor voelen we de urgentie niet. Van die urgentie willen Dimitri en Maurits mensen met hun boek doordringen. Dimitri: “De privacydiscussie, ook in België, gaat meestal over het individu en het verzamelen van informatie. Waar de discussie nauwelijks over gaat, is hoe die informatie wordt gebruikt. En hoe dat op je terugslaat in het leven.”
Privacy is een collectief probleem en vraagt een collectief antwoord
Wat Maurits en hij in ‘Je hebt wél iets te verbergen’ aantonen, is dat door de schending van informationele privacy er ook problemen ontstaan met andere rechten die je niet zo snel zou associëren met privacy, zoals vrijheid van meningsuiting, het non-discriminatiebeginsel en solidariteit.
Dimitri: “Dat zijn collectieve problemen, waar we ook collectief een antwoord op moeten geven. Dan heb je het niet meer over een onschuldige advertentie maar over dingen waar mensen echt slachtoffer van kunnen worden. Dat ze een land niet meer in mogen, dat ze meer huur moeten betalen of geen lening krijgen. Die bij elkaar opgeteld wel degelijk een groot effect kunnen hebben en mensen op achterstand kunnen zetten in onze samenleving.
Dat is de reden waarom we dat met ‘over het levensbelang van privacy’ vrij zwaar hebben aangezet in de ondertitel. We willen laten zien dat er veel meer op het spel staat, dan alleen wat bedrijven en overheden van je weten.”
Bron foto: De Correspondent/Janus van den Eijnden
Informatie = macht
"Uiteindelijk gaat het erom dat informatie macht is. In onze persoonlijke omgeving voelen we dat haarfijn aan. Iedereen die wel eens met kantoorpolitiek te maken heeft gehad, weet dat als mensen bepaalde dingen weten die jij niet weet, jij in het nadeel bent. En in het normale leven vertrouwen we erop dat die grote bedrijven en overheden daar geen misbruik van maken, maar uiteindelijk hebben zij ook belangen. Vaak zijn het heel nette mensen die bij die bedrijven en overheden werken. Ze hebben de beste bedoelingen, maar dat betekent niet dat jouw belang altijd overeenkomt met hun belang. Daar moet je inzicht in zien te krijgen. En dat is moeilijk, omdat het probleem met technologie is dat het allemaal verborgen zit."
"Vaak zijn het heel nette mensen die bij die bedrijven en overheden werken. Ze hebben de beste bedoelingen, maar dat betekent niet dat jouw belang altijd overeenkomt met hun belang."
"Als je vroeger, in de goede oude tijd om het zo te zeggen, een lening werd geweigerd, kon je naar de bank toestappen en even in gesprek gaan met de mensen die daar werkten. Nu moet je bellen en dan krijg je iemand aan de lijn en die kijkt naar wat jouw data zeggen. Hoezo zegt de computer dat ? Op basis waarvan? Welke data? Hoe is die beslissing tot stand gekomen? Dat kunnen ze allemaal niet zeggen, want dat is bedrijfsgeheim. En ik zal het je nog sterker vertellen: ik heb onlangs nieuwe metingen gedaan naar cookies. Wat laten ze allemaal achter? Hoe volgen ze ons?"
"Vervolgens heb ik gekeken vanuit welke domeinen ze ons dan volgen, omdat ik dan ook iets kan zeggen over de bedrijven die erachter zitten. Dat is normaal openbare informatie, maar bij die bedrijven is dat grotendeels afgeschermde informatie. Wegens privacyredenen wordt dat niet vermeld. Heel ironisch is dat.”
Jawel, een Godwin
Dimitri en Maurits zijn somberder geworden door hun zoektocht, vertellen ze in het boek. Ze openen het boek zelfs direct met een Godwin: als een online discussie maar lang genoeg duurt, trekt één van de deelnemers geheid een keer een vergelijking met Hitler. Ze hebben lang getwijfeld of ze de Tweede Wereldoorlog erbij moeten halen, schrijven ze in de slotconclusies, omdat ze zich kunnen voorstellen dat lezers dan denken: ‘Ach dat is zo lang geleden, die tijd is voorbij.’ Of: ‘We leven in een democratie, nu kan dat niet meer gebeuren.’ De auteurs zelf zijn net daar niet zo zeker van en dat klinkt inderdaad nogal somber.
Dimitri: “De tijden veranderen gewoon en je ziet wel dat dat er aan de kern van allerlei democratische waarden wordt gemorreld. Kijk om je heen, ik zie dagelijks dat we er niet toleranter en slimmer op worden met elkaar. Als je begint te juichen bij het verdrinken van vluchtelingen en dat er op sociale media wordt gepleit om mensen weer op treinen richting concentratiekampen te zetten. Het is wel een minderheid die er zo over denkt, maar het gaat niet echt lekker moet ik zeggen."
"De tijden veranderen gewoon. Er wordt aan allerlei democratische waarden gemorreld."
"Ik zie op dit moment toch vooral de reactionaire krachten op kop liggen: stel dat er in Europa en wereldwijd een heel reactionaire koers wordt gevaren de komende tijd, dan hebben we wel al die surveillancesystemen al en als je dan zoveel gegevens hebt over mensen, dan kan dat wel eens vervelend gaan worden. We kunnen er best wel eens spijt van krijgen dat ze dat allemaal hebben. Daar ben ik wel eens bang voor ja.
Ik hoop dat we met ons boek mensen aanzetten om op een andere manier over privacy te gaan praten. Het gaat niet zozeer over dat die data buiten jou bestaan. Nee, het is een deel van jou dat door andere mensen wordt gebruikt en daar moet je zuinig op zijn.”
Zo besluiten Dimitri Tokmetzis en Maurits Martijn ook hun boek: Privacy is een essentieel collectief goed. Het gaat over ons allemaal. Alleen als dit besef echt doordringt, kan er vruchtbare grond ontstaan waar échte duurzame tegenmacht georganiseerd kan worden. Ik heb niets te verbergen, zeg je? Wij hebben heel veel te beschermen.
Je kan in ieder geval goed nadenken over je eigen datasporen. Wat sta je precies af? Hoe kun je dat stoppen? We hebben ook een zelfverdedigingsgids gepubliceerd met simpele handvatten om het iets meer onder controle te krijgen. Die zelfverdedigingsgids vind je dit artikel op Bloovi: Jij hebt wel iets te verbergen en zo doe je dat in Windows, Mac, Android, iPhone, Firefox en Chrome.
Dimitri: “Je kan ook gewoon klagen bij privacy- en consumentenautoriteiten en moeilijke vragen stellen aan bedrijven: waarom doen jullie dit eigenlijk? Als er maar genoeg mensen zijn die dat doen, wordt privacy iets waar bedrijven zich op kunnen gaan onderscheiden.”