Artificiële intelligentie heeft de voorbije jaren al een hele weg afgelegd, maar de eindbestemming is nog lang niet in zicht. Niet zo lang geleden waren smartphones niets meer dan een wetenschappelijk concept, tegenwoordig kunnen ze onze gezondheid meten of de domotica in onze huizen aansturen. Van schaakcomputers tot zelfrijdende auto’s, AI is tegenwoordig al goed ingeburgerd in ons dagelijks leven. Maar zullen we deze technologie die zich razendsnel ontwikkelt ooit een halt kunnen toeroepen, of gaan intelligente robots in de toekomst onze maatschappij overnemen? Als het aan de Amerikaanse tech ondernemer en miljardair Sam Altman ligt, gaan we nog een stapje verder. “Ik denk dat kunstmatige algemene intelligentie de belangrijkste technologische ontwikkeling in de bestaansgeschiedenis van de mens wordt.”
De 34-jarige Amerikaan bleef de voorbije jaren niet bij de pakken zitten. In 2015 riep Altman samen met Elon Musk de non-profit organisatie OpenAI in het leven, een organisatie die onderzoek doet naar nieuwe vormen van artificiële intelligentie en de impact ervan op de samenleving. Samen met vier andere investeerders pompten ze een slordige 900 miljoen euro in het bedrijf. De topman van Tesla verliet OpenAI om zijn eigen ambities op vlak van AI achterna te gaan.
Maar ook zonder Musk doet OpenAI, dat is omgevormd tot een bedrijf met winstoogmerk en intussen 100 man op de payroll heeft staan, van zich spreken. Zo bouwde het onlangs nog een systeem waarmee het de beste spelers ter wereld in het populaire computerspel Dota 2 kan verslaan. Daarin nemen twee teams van telkens 5 spelers het tegen elkaar op in verschillende competities. Het spel vereist teamwerk, voor computers een bijzonder moeilijke skill om aan te leren. En toch bouwde OpenAI een systeem dat zich deze competentie meester maakte, op basis van een proces van trial & error. Geautomatiseerde stukjes software leerden hoe samen te werken door het spel telkens opnieuw te spelen. Hierdoor deed de software meer dan 45.000 jaar aan spelervaring op, wat - hoe kan het ook anders -heel wat ruwe rekenkracht vergde.
Het menselijk brein nabootsen
De rol van Altman en zijn collega’s is bijlange nog niet uitgespeeld. In de toekomst hopen ze op een vergelijkbare manier een algemene artificiële intelligentie – kortweg AGI – op te bouwen. Als ze voldoende gegevens kunnen verzamelen om alles waar mensen dagelijks mee bezig zijn te beschrijven – en genoeg rekenkracht om al die gegevens te bestuderen – zijn ze ervan overtuigd dat ze in de toekomt het menselijk brein volledig kunnen nabootsen.
Aangezien AGI tot op heden nog niet mogelijk is, focust OpenAI zich in eerste instantie op kleinere projecten. Zo bouwde het bedrijf onlangs een systeem dat probeert natuurlijke taal te begrijpen. De technologie staat al ver en kan heel veel voeden, van digitale assistenten zoals Alexa en Google Home tot software die automatisch documenten binnen advocatenkantoren, ziekenhuizen en andere bedrijven analyseert.
In de afgelopen jaren hebben steeds meer onderzoekers hun zinnen gezet op AGI, en ze worden daarbij gesteund door enkele van de rijkste bedrijven ter wereld
Sam Altman en de zijnen zijn echter niet de enigen die willen scoren met AGI. In de afgelopen jaren hebben steeds meer onderzoekers hun zinnen gezet op AGI, en ze worden daarbij gesteund door enkele van de rijkste bedrijven ter wereld. Zo wil Deepmind, een dochterbedrijf van Google dat sinds 2010 onderzoek doet naar zelflerende computersystemen, hetzelfde doel nastreven als OpenAI.
Ook Microsoft staat gekend als een van de grote spelers binnen het mondiale AI-landschap. Bij de Amerikaanse techreus liggen plannen op tafel om een kwantumcomputer te bouwen die exponentieel sneller zou zijn dan de huidige computers. Net als Google, Amazon en tientallen start-ups over de hele wereld, is Microsoft al bezig met het verkennen van nieuwe computerchips speciaal ontworpen voor de opleiding van kunstmatige intelligentie-systemen.
Terwijl Microsoft investeert in OpenAI, zal het ook werken aan de bouw van nieuwe soorten computersystemen die het lab kunnen helpen bij het analyseren van steeds grotere hoeveelheden informatie. Altman noemt de deal met Microsoft (dat onlangs aankondigde 1 miljard dollar in OpenAI te zullen investeren) dan ook een belangrijke stap in de juiste richting.
De deal is voor de twee bedrijven ook een manier om zichzelf te promoten. OpenAI heeft rekenkracht nodig om zijn ambities waar te maken, maar het moet ook 's werelds grootste onderzoekers aantrekken, wat in de huidige war for talent een hele opgave is. Microsoft concurreert dan weer met Google en Amazon op het gebied van cloud computing, waar AI-capaciteiten steeds belangrijker worden. De samenwerking met OpenAI komt dus voor hen op het goede moment.
Doemscenario of toekomstmuziek?
Het soort AI dat we vandaag de dag kennen, kan omschreven worden als een kunstmatige functionele intelligentie (AFI). Machines zijn geprogrammeerd om een specifieke rol te vervullen en worden verondersteld dit even goed of zelfs beter te doen dan de mens. Ze zijn hier ook succesvoller in geworden in een kortere periode dan iedereen had voorspeld.
Waar we aan denken als we het hebben over een potentieel gevaarlijke toepassing van AI, is wat computerdeskundigen een algemene artificiële intelligentie (AGI) noemen, een kunstmatig systeem dat de menselijke geest volledig emuleert en even intelligent is als de mens op elk kennisgebied, behalve dat het miljarden keren sneller kan denken dan wij.
Net als andere experts in het vak, beseft ook Sam Altman dat het menselijk brein nog steeds veel complexer is dan machines tegenwoordig kunnen omvatten
Maar de vraag blijft hoe serieus we AGI moeten nemen. Net als andere experts in het vak, beseft ook Sam Altman dat het menselijk brein nog steeds veel complexer is dan machines tegenwoordig kunnen omvatten. AGI zou ongetwijfeld de belangrijkste technologische ontwikkeling in de menselijke geschiedenis zijn, maar ook de mogelijke gevaren mogen we niet over het hoofd zien – gevaren waar experts zoals Elon Musk en Stephen Hawking ons al meermaals op wezen. Vandaag de dag bestaan er al robots die codes schrijven om andere, nog slimmere robots te maken, waardoor sommige mensen zich afvragen hoe lang het zal duren voordat de technologie buiten het menselijke begrip om groeit. Artificiële intelligentie zou weleens zo intelligent kunnen worden dat het in staat is om het menselijke ras zou kunnen uit te roeien.
Ook Geoffrey Hinton, de Google-onderzoeker die onlangs de Turing Award - ook wel de Nobelprijs voor de informatica genoemd - won voor zijn bijdragen rond artificiële intelligentie, liet weten dat AGI op termijn voor grote problemen zou kunnen zorgen. “Ik vind het interessant dat we met technologie problemen de wereld kunnen uithelpen die het menselijk ras een eeuw geleden nooit had kunnen oplossen, maar er is helemaal niets mis met het menselijk brein, integendeel! Waarom hebben we dan AGI nodig?”
Zichzelf programmeren
Maar hoe bedreigend dit systeem ook lijkt, we zullen waarschijnlijk nooit echt een AGI zien ontstaan. Het probleem met de ontwikkeling van AGI is dat het onmogelijk is om een beslissingspatroon te programmeren voor elke vraag die een AGI zou moeten oplossen. Er zal altijd iets zijn waarvoor het systeem niet geprogrammeerd is. Mensen worden dagelijks geconfronteerd met dergelijke uitdagingen en vinden het vanzelfsprekend om te leren en moeilijke vraagstukken op te lossen. Als we niet weten hoe we een probleem moeten oplossen, kunnen we het analyseren en een antwoord vinden.
Om AGI echt te bereiken, heeft een systeem dus een belangrijk hulpmiddel nodig dat mensen als vanzelfsprekend beschouwen, vooral omdat het automatisch werkt. Het moet in staat zijn een eigen programmering te herschrijven om zichzelf slimmer te maken, net zoals de manier waarop de menselijke biologie de hersenen automatisch opnieuw bedraadt om nieuwe dingen te leren.
The future looks bright
We hebben alle reden om aan te nemen dat een AGI uiteindelijk in ons voordeel zal werken. Elke technologische vooruitgang heeft een prijskaartje gekregen, maar de menselijke beschaving is erdoor vooruitgegaan. Uiteindelijk heeft de mens een solide track record als het gaat om technologie. Ja, we kunnen wapens van ongelooflijke destructiviteit produceren, maar we kunnen ook pokken en polio uitroeien. We hebben de hongersnood al grotendeels overwonnen en zelfs oorlogen kennen een gestage daling.
Dan kunnen we terecht optimistisch zijn over de toekomst van kunstmatige intelligentie. Een kunstmatige superintelligentie zal zijn wat we ervan maken, dus is het van cruciaal belang dat we als beschaving beslissen wat voor soort kunstmatige superintelligentie we uiteindelijk willen creëren.
(Uit: The New York Times)