Het magische toverwoord voor onze maakbedrijven en bij uitbreiding tech-ondernemingen om de stap te zetten naar industrie 4.0? Innovatie. Maar dat is een containerbegrip, waardoor heel wat bedrijven niet weten hoe die innovatie te omarmen, laat staan in hun processen te integreren. Herman Derache, algemeen directeur van Sirris, het collectief centrum van en voor de technologische industrie, trakteert ons op enkele inzichten. “De grootste innovatie-uitdaging voor de techsector is de juiste keuze maken uit de veelheid aan digitale opportuniteiten.”
Sirris ondersteunt en coacht bedrijven in de technologiesector bij de ontwikkeling, testing en implementatie van proces-, product- en businessmodel-innovaties. Zo’n 140 technologie-experten brengen jaarlijks meer dan 1.800 projecten voor 1.500 verschillende bedrijven tot een goed einde. “Innovatie is altijd al belangrijk geweest”, begint CEO Herman Derache, “maar nu zien bedrijven in dat het cruciaal is, zeker omdat innovatie ook in domeinen als productontwikkeling, HR, logistiek, marketing,… een steeds grotere rol gaat spelen.”
“Nieuwe en snelle ontwikkelingen als artificiële intelligentie en IoT doen hen bovendien beseffen dat ze de boot niet mogen missen. Want die nieuwe technologieën, in combinatie met een markt die eist dat producten sneller evolueren, slimmer worden en non-stop voldoen aan steeds strengere klantennormen, vragen om een andere aanpak bij bedrijven.”
Duiken in nieuwigheden
Maar innoveren om te innoveren heeft geen zin: dat wordt hoe dan ook een hit-and-miss-operatie. “Daarom luidt mijn eerste devies: put your basics right”, aldus Derache. “Maak altijd dat je een goed werkend, gesmeerd basissysteem hebt. Pas dan kan je beginnen nadenken over automatiseren, digitaliseren of op een andere manier innoveren in functie van markt en productie.”
De hamvraag is echter: hoé innoveren? Of anders gezegd: welke van die vele technologieën moeten bedrijven selecteren en hoe moeten ze die integreren zonder hun concurrentiepositie te verliezen? Want zeker westerse maakbedrijven hebben op dat vlak door de globalisering te duchten van landen die goedkopere producten en diensten leveren. “Dat is inderdaad de grootste innovatie-uitdaging voor de technologiesector: de juiste keuze maken uit de veelheid aan digitale opportuniteiten”, stelt Derache. “Zeker omdat digitalisering een heel breed veld is én meer en meer nieuwe technologieën betaalbaar worden. Als bedrijf moet je echter kiezen waarin je wil investeren en waar je kennis in wil opbouwen.”
“Akkoord, negentig procent van die nieuwigheden zal niet relevant zijn voor het bedrijf en de processen, maar je moet er wel eerst in duiken om dat te weten te komen. Daarom is het heel belangrijk om eerst de prioriteiten scherp te stellen: waar wil ik met mijn bedrijf vooral in vooruitgaan als ik niet uit de markt geduwd wil worden? Om die vraag te helpen beantwoorden hebben we met Sirris en Agoria de Digital Journey Tracker uitgewerkt, een tool die bedrijven zo’n twintig digitaliseringstrajecten en -tactieken presenteert met hun mogelijkheden en consequenties. Daarbij worden ter illustratie succesvolle Belgische cases getoond.”
Tekort aan AI-experts
“Ook het efficiënt omgaan met (big) data zie ik als een enorme uitdaging”, gaat Herman Derache verder. “Maakbedrijven bezitten gigantisch veel gegevens over hun eigen productiesysteem, maar doen er te weinig mee om dat systeem efficiënter te maken. Ze zijn zich bewust van het potentieel, maar daar houdt het op. Het komt er dus op aan kennis van het eigen systeem te combineren met expertise inzake artificiële intelligentie. De uitdaging is hier vooral die – externe – expertise te vinden. Niet evident, aangezien er vandaag al een tekort is aan AI-specialisten.”
Een topcomputerwetenschapper die vandaag afstudeert in België, start bij wijze van spreken morgen bij Google
Daarin ziet Derache een belangrijke rol weggelegd voor het onderwijs, maar evenzeer voor de maatschappij zelf. “Want het is niet omdat opleidingsinstellingen bepaalde studierichtingen rond AI of data-analyse aanbieden, dat jongeren er ook effectief zullen instappen. Zo kiezen studenten vandaag nog te weinig voor een STEM-richting (Science-Technology-Engineering-Mathematics; nvdr). En als ze voor AI kiezen, worden ze in geen tijd weggekocht door grote bedrijven in het buitenland. Een topcomputerwetenschapper die vandaag afstudeert in België, start bij wijze van spreken morgen bij Google.”
Kapitaal zoeken in buitenland
Maar staat ons land, gelet op die braindrain, dan eigenlijk wel wereldwijd zijn mannetje inzake maak- en technologiebedrijven? “Jazeker”, beaamt Derache, “want de bewijzen zijn er: niet alleen hebben we een aantal wereldspelers die het slim spelen door op specialisatie of bepaalde nichemarkten te mikken, we profileren onszelf ook als land van maakbedrijven. Dat is bijvoorbeeld in onze cijfers rond start-ups te zien: in de topvijf van toepassing-sectoren zijn maakbedrijven altijd prominent aanwezig, in Frankrijk en Duitsland is dat beduidend lager.”
“Maar met start-ups dienen we natuurlijk voorzichtig te zijn: ze moeten nog altijd hun go-to-market succesvol uitvoeren en de juiste match met hun marktsegment vinden. Bovendien moeten ze, eenmaal ze sterk beginnen groeien, het nodige kapitaal vinden. En dat kan bijna niet anders dan in het buitenland. Want de mogelijkheid om in België pakweg 20 of 30 miljoen euro op te halen, is uitzonderlijk. Daarom is het geen toeval dat heel wat Belgische scale-ups naar de west- of oostkust van de Verenigde Staten trekken: daar hebben ze de kans om ongelooflijk te groeien en in geen tijd enorme bedragen op te halen. Bij ons kan dat meestal niet, zelfs niet met een topidee.”
“Maar niet alleen voor kapitaal moeten ze buiten de eigen grenzen kijken: door de globalisering moeten maakbedrijven wereldwijd op zoek naar afzetmarkten. Dat klinkt evident, maar vandaag gaat nog altijd 70 procent van onze export naar de ons omringende landen”, zegt Derache. “Daar moeten onze bedrijven dus zeker werk van maken. Helaas maakt de geopolitieke situatie het hen vandaag niet bepaald gemakkelijk: de Brexit, de verzuurde relatie tussen China en de VS, … Het zijn allemaal factoren die het erg spannend maken voor de maakindustrie.”
Experimenten als ideale tool
Over de VS gesproken: in mei van vorig jaar trokken Agoria en Sirris samen met een delegatie van Belgische bedrijfsleiders van de selecte groep “factories of the future” een week naar Silicon Valley, om een indruk op te doen van de vorderingen die de Amerikaanse tech-regio maakt op vlak van digitalisering en productie. “We hebben er ten eerste vastgesteld dat bedrijven er beduidend sneller bewegen. De actiebereidheid is daar écht groot.”
“Neem nu artificiële intelligentie en cybersecurity: bedrijven in Silicon Valley hebben daar heel snel het potentieel van gespot en zijn er meteen mee aan de slag gegaan. In België zijn we daar meer afwachtend in: we willen eerst het bewijs zien dat het effectief iets oplevert, pas dan gaan we in beweging komen.”
“Daarom is het goed dat Vlaams minister van Innovatie Philippe Muyters een impulsprogramma opstartte rond AI en cybersecurity. Hierdoor krijgen bedrijven zowel individueel als in groep gemakkelijker toegang tot expertise ter zake en worden ze gestimuleerd om innovatie-experimenten op te zetten.”
“Experimenteren is vandaag namelijk ontzettend belangrijk, om op basis daarvan juiste keuzes te maken of nieuwe technologieën te integreren. ‘Wat zou bij ons kunnen slagen’ is een vraag die ieder bedrijf zich eigenlijk altijd moet stellen”, benadrukt de algemeen directeur van Sirris. “En experimenten zijn de perfecte tool om daar een passend antwoord op te formuleren. Bovendien zijn kleine experimenten veel veiliger en minder risicovol dan ineens grote miljoeneninvesteringen die geen zekere uitkomst bieden.”
Coöperatief onderzoek is een must
“Een tweede vaststelling die we Silicon Valley deden, is de bereidheid tot samenwerking”, gaat Derache verder. “Er is een community waarin kleine en grote bedrijven graag kennis en ervaringen delen. Dat is bij ons ten dele zo: maakbedrijven werken hier graag samen als het over hun productieprocessen gaat, maar bij pakweg productinnovatie ligt dat vaak veel gevoeliger.”
Samenwerken is een must, want de tijd dat grote innovaties door één bedrijf werden gerealiseerd, ligt achter ons
Of die community-sfeer te vergelijken is met de ecosystemen waar minister Muyters in Vlaanderen op inzet? “Het is in elk geval de weg die we moéten inslaan. Samenwerken is een must, want de tijd dat grote innovaties door één bedrijf werden gerealiseerd, ligt achter ons. Nu moeten verschillende spelers – bedrijven, kennisinstellingen, lokale overheden,… – focussen op de thema’s die voor hun innovatie cruciaal zijn en daar samen op werken om beter te worden. Op die manier moeten ze individueel minder investeren, spreiden ze het risico én boeken ze sneller resultaten. Het staat trouwens ook in de statuten van Sirris dat wij een collectief centrum zijn: wij geloven heel sterk in coöperatief onderzoek rond gemeenschappelijke problemen en innovatie, zowel op kleine schaal – in communities – als op grote schaal, zijnde de maakindustrie in haar totaliteit.”
Mens is meest flexibele machine
Maar verliezen we door die focus op innovatie de menselijke factor niet uit het oog? Of is er in dat verhaal van automatisering en digitalisering sowieso geen plaats meer voor de human effort? “Wel integendeel”, repliceert Herman Derache. “De maakindustrie heeft in België alleen maar een toekomst als de mens een centrale factor in de productie blijft. Waarom? Omdat de mens nu eenmaal de meest flexibele machine is.”
“Je kunt uiteraard een deel van de productie automatiseren om lastige, repetitieve of vervelende menselijke taken te verlichten. Maar als je de mens op de juiste manier inschakelt, zijn flexibiliteit, inventiviteit, slimheid en creativiteit ten volle benut, én hij daarbij maximaal ondersteund wordt door technologie, dan is hij onklopbaar.”
“Niet toevallig zijn de meest human centric bedrijven doorgaans de meest succesvolle. Kijk maar naar de Factory of the Future Awards: de twintig bedrijven die deze prijs tot nog toe gewonnen hebben, groeien in productiviteit, omzet én werkgelegenheid. Ze zorgen met andere woorden voor toenemende welvaartcreatie. Omdat ze goed investeren, de juiste stappen zetten en de mens centraal blijven stellen”, besluit Herman Derache.