“Dit is géén boek tegen de overheid, wél een aansporing tot beter bestuur”, benadrukt Ivan Van de Cloot, hoofdeconoom van de onafhankelijke denktank Itinera. In Overheid + Markt, Het beste van beide werelden hoedt hij zich nadrukkelijk voor een al te simplistische tweedeling tussen een falende overheid en het zaligmakende privé-initiatief, maar legt Van de Cloot wel de vinger op een aantal pijnlijke wonden in dit land. “De overheid moet geen zakken geld uitdelen aan bedrijven, maar net heel gericht investeren.”

Belastingen en subsidies

Het is één van de meest in het oog springende cijfers in het boek: jaarlijks spendeert de Belgische overheid zomaar eventjes 10 miljard euro aan bedrijfssubsidies. Intussen al goed voor 3,3 procent van het totale BBP van dit land, terwijl we in 2004 nog maar aan 1,8 procent zaten. Ter vergelijking: in Duitsland gaat het om 0,8 procent, in Nederland om 1,2 procent. En nee, ook Vlaanderen doet het niet beter: op tien jaar tijd verdubbelden de Vlaamse subsidies voor ondernemen en innovatie zelfs.

“Laat dit toch even goed bezinken,” klinkt het bij Ivan Van de Cloot. “Terwijl bedrijven in dit land jaarlijks zowat 18 miljard aan belastingen betalen, spendeert de overheid dus ook 10 miljard aan subsidies. Dit is natuurlijk totaal onzinnig en inefficiënt, en we houden er enkel een hele industrie van duurbetaalde consultants mee overeind.”

“De Vlaamse overheid besliste ruim een jaar geleden al om alle subsidies netjes in kaart te brengen, welnu, daar wachten we nog steeds op”, geeft Van de Cloot aan. “Mochten we al die subsidies schrappen, dan zouden we de vennootschapsbelasting gemakkelijk met de helft kunnen verminderen. Maar zo eenvoudig ligt het natuurlijk niet in dit land: het gros van die subsidies zijn een gemeenschapsbevoegdheid, terwijl de vennootschapsbelastingen een federale bevoegdheid zijn. Daar komt nog bovenop dat de subsidies ook niet noodzakelijk terechtkomen bij de bedrijven die de belastingen betalen.

Geen ideaal ondernemersklimaat

Van de Cloot onderstreept dat hij principieel niet tegen subsidies gekant is, maar dat de efficiëntie en meerwaarde daarvan wel ten allen tijde getoetst moeten worden. Iets wat vandaag amper gebeurt.

Deze vaststelling kronkelt als een rode draad doorheen het hele betoog van de Itinera-hoofdeconoom: de combinatie van een buitensporige overheidsinmenging, een gebrek aan goed bestuur én te weinig verantwoording voor het gevoerde beleid hebben ervoor gezorgd dat onze economie de voorbije jaren haast immuun geworden is voor vrije markt en concurrentie. Waardoor ook de economische groei almaar meer stokt. Dat het ondernemersklimaat in ons land nog altijd verre van ideaal is, helpt uiteraard ook niet echt.

Het oprichten van een bedrijf is in dit land nog altijd veel te complex: in de ‘starting a business’-ranking van de wereldbank strandt België bij de industrielanden pas op de 19de plaats

“Het oprichten van een bedrijf is hier nog altijd veel te complex: in de ‘starting a business’-ranking van de wereldbank strandt België bij de industrielanden pas op de 19de plaats. Landen zoals Estland, het VK en Nederland doen het veel beter, en zelfs het bureaucratische en zeer centralistische Frankrijk eindigt in die ranking nog enkele plaatsen voor België.”

“Het is dus heus geen toeval dat grote internationale e-commerceplatforms hun logistieke centra eerder in onze buurlanden vestigden. De Belgische reguleringsdrift en de veel te strakke arbeidsmarktwetgeving maken dit land onaantrekkelijk voor buitenlandse investeerders.”

Cultuurprobleem

Toch regende het de voorbije jaren hoera-berichten over het aantal nieuwe - vaak hoogtechnologische - start-ups in ons land. Zijn zij niet het beste bewijs dat het met dat ondernemersklimaat wel degelijk de goede kant uitgaat? Van de Cloot relativeert stevig. “Het klopt dat het percentage starters de voorbije jaren is toegenomen, maar tegelijk bengelen we op dat vlak nog altijd aan het staartje van het Europese peloton. Er is niets mis met af en toe een bloemetje voor dat groeiende aantal start-ups, maar we mogen ook niet blind zijn voor de realiteit. Het dynamisme van het Belgische ondernemingslandschap blijft heel laag.”

Er is niets mis met af en toe een bloemetje voor dat groeiende aantal start-ups, maar we mogen ook niet blind zijn voor de realiteit

En het idee dat subsidies of een breed pakket aan overheidsmaatregelen daar zomaar verandering in kunnen brengen, is veel te kort door de bocht. Nieuw Amerikaans onderzoek wijst net uit dat het voor de overheid bijzonder lastig is om een voldoende groot terugverdieneffect te realiseren. Voor elke euro die men daar spendeert aan subsidies, legt men de lat op een terugverdieneffect van 5 euro. Terwijl we hier al staat te juichen als een euro subsidie achteraf net terugverdiend wordt.”

“We zijn niet enkel veel te snel tevreden, daarnaast zijn we ook lang niet selectief genoeg in ons subsidiebeleid”, spaart van De Cloot de kritiek niet.“Als je dan toch bedrijven wil subsidiëren, moet je consequent gaan voor zogenaamde high growth- bedrijven, die jaarlijks minstens tien procent groei kunnen voorleggen. In die fase kunnen gerichte subsidies, zo geeft onderzoek aan, echt voor exponentiële groei zorgen. Mik je met je subsidiebeleid veel breder, dan ben je niet langer met ondernemersbeleid bezig maar onderhoud je gewoonweg een bepaald weefsel. Dit is dus geen overheidsbeleid in het algemeen belang. Heel wat vzw’s ontvangen ook subsidies, maar van hen wordt uiteraard niet verwacht dat ze zich overeind kunnen houden in een wereldwijde markt.”

Economische scheeftrekking

De ambitie van de overheid moet zijn om een hefboomeffect te creëren, niet om via allerlei steunmaatregelen enkel de te hoge belastingdruk te compenseren, stelt de econoom. “Off the record geven veel ondernemers dat overigens ook toe: ze zouden maar al te graag afstand doen van al die subsidies als de overheid in ruil daarvoor ook de bedrijfsbelasting stevig kan verminderen.”

En dus dringt die ene vraag zich op: waarom houden we heel deze machinerie in stand? Is dit met een concreet doel voor ogen, of is het vooral om die machinerie zelf en tegelijk ook de fiscale en adviesindustrie overeind te houden?”

Van de Cloot wijst ook op de economische scheeftrekking die deze aanpak veroorzaakt tussen grote bedrijven en kleinere spelers. “Terwijl de grote jongens de middelen hebben om allerlei adviseurs en consultants te betalen om de fiscale druk te optimaliseren en zoveel mogelijk subsidies binnen te rijven, kunnen kleine start-ups dit doorgaans niet.”

Off the record geven veel ondernemers toe dat ze maar al te graag afstand zouden doen van al die subsidies als de overheid in ruil daarvoor ook de bedrijfsbelasting stevig kan verminderen

Tegelijk helpt de overheid door dit beleid ook bedrijven te overleven die objectief bekeken te weinig innovatief uit de hoek komen en op termijn dus eigenlijk zouden moeten verdwijnen, aldus Ivan Van de Cloot. “Dit soort creatieve destructie is nochtans cruciaal in een gezonde economie”, klinkt het. “Falen hoort erbij, maar we hebben hier stilaan een systeem gecreëerd waarbij er in bepaalde sectoren nog amper bedrijven failliet kunnen gaan. Dit is op langere termijn net ongezond voor de economie.

Waar het, zo onderstreept hij, dit land nog altijd in grote mate aan ontbreekt, is het respect voor echt succesvolle ondernemers. “Op Spanje na scoort België op dit vlak het laagst in heel Europa. We kampen dus met een cultuurprobleem. Het feit dat de overheid zelf niet meer beseft welke rol ze al dan niet kan opnemen in de economie speelt daar absoluut in mee.”

“Zelfs onze intellectuele elite lijkt nog amper te beseffen wie er nu echt economische waarde creëert in dit land. De uitermate belangrijke rol van ondernemerschap daarin lijkt veel mensen stilaan te ontgaan. Daar is wat mij betreft een zeer belangrijke opdracht weggelegd voor ons onderwijs.”

Mooi voorbeeld van marktfalen

Van de Cloot mag dan vlijmscherp zijn voor het falen van onze overheid, hij toont zich ook allerminst blind voor de wijze waarop ook de markt en de privésector het soms laten afweten. Een mooi voorbeeld daarvan is de rol van de banken, die het de voorbije jaren regelmatig lieten afweten als groeibedrijven op zoek gingen naar nieuwe kapitaal.

Hij haalt op dat vlak enkele interessante cijfers aan. In 1998 ging nog 48 pro­cent van alle bedrijfsinvesteringen naar industriële uitrusting en nieuwe installaties. Niet meer dan 30 procent ging naar informatietechnologie en intel­lectuele eigendom. Twintig jaar later bleek die verhouding volledig te zijn omgedraaid: nog amper 28 procent van de investeringen ging naar industriële hardware, 52 procent werd besteed aan technologie en intellectuele eigendom.

Ondanks alle excessen van de voorbije jaren zie ik vanuit de overheid nog te veel beate bewondering voor de grote jongens uit Silicon Valley

“Voor heel wat start-ups blijkt dit een problematische evolutie. Als ze banken om krediet vragen, vereisen die traditioneel een onderpand dat ze desnoods te gelde kunnen maken. Heel wat van die start-ups raken hierdoor dus almaar moeilijker aan vers kapitaal. Welnu, dit is een mooi voorbeeld van marktfalen, en hier is overheidsinterventie dus absoluut gelegitimeerd, omdat het echt een meerwaarde kan bieden.”

“Idem dito voor de hele ecologische transitie overigens: bedrijven blijven op dat vlak nog al te vaak achter, en dus heeft de overheid hierin wel degelijk een belangrijke rol te spelen. Maar ze moet wel telkens opnieuw haar huiswerk maken, en zich altijd afvragen waarom ze een legitieme reden heeft om ergens in de economie tussen te komen. Tegelijk moeten we als burger dan ook aanvaarden dat de ondernemende overheid hierin kan falen.”

Dominantie van grote techbedrijven

Van de Cloot waarschuwt ook uitdrukkelijk voor de al te dominante rol van de grote techbedrijven, die er een sport van maken om kleine groeibedrijfjes én patenten op te kopen en zo veel potentiële innovatie in de kiem smoren. “Ook op dit vlak is er voor de overheid wél een belangrijke rol weggelegd. Zij moet zich, op alle niveaus, veel sterker verzetten tegen die te dominante rol en tegen het gebrek aan concurrentie in die sector. Ze moet tegelijk bepaalde overnames verbieden die enkel de bedoeling hebben de concurrentie te versmachten.”

“Ondanks alle excessen van de voorbije jaren zie ik nog te veel beate bewondering voor de grote jongens uit Silicon Valley”, zegt Van de Cloot. “Onderzoek wijst bovendien uit dat het met de veelbesproken technologische innovatie door dit soort bedrijven aardig tegenvalt: ze investeren vooral in de graduele verbetering van hun producten. Een sector als de biotech bijvoorbeeld zet vandaag veel zwaarder in op echt fundamentele innovatie.”