Belgische jonge groeibedrijven haalden in het eerste kwartaal van 2021 een recordbedrag van 268 miljoen euro aan groeigeld op. Een teken dat er enerzijds voldoende kapitaal beschikbaar is, maar ook dat Belgische groeiers aantrekkelijke investeringsprooien zijn. Het merendeel van deze groeibedrijven halen kapitaal op omdat ze momenteel structureel verlieslatend zijn. Sommigen laten al vanaf dag één, vaak meer dan vijf jaar terug, rode cijfers zien.
Winst maken geen doel op zich
Winst maken was echter decennialang de bestaansreden van elke onderneming die geen vzw was. Liefst elk jaar een beetje meer om de eigenaars een hoger dividend te kunnen uitkeren. De afgelopen jaren zijn er in ons land honderden nieuwe ondernemingen – vooral techbedrijven - bijgekomen waarbij het maken van winst géén doel op zich was. Of toch zeker niet op korte termijn.
Groei wordt bij deze ambitieuze groeibedrijven bekeken in termen van de stijging van het aantal klanten, de toename van de jaarlijks weerkerende omzet (‘annual recurring revenu’) en het realiseren van meer marktaandeel. Het negatieve eindresultaat wordt jaarlijks vooraf gebudgetteerd. Deze trend kwam overgewaaid uit Silicon Valley waar winst maken al veel langer van geen tel was. Vanaf het moment dat een bedrijf daar winst laat optekenen, wordt het niet zelden minder aantrekkelijk voor investeerders gezien dit het signaal kan geven dat het plafond qua marktaandeel stilaan bereikt is.
Waarde creëeren op andere manieren
Een bedrijf dat meerdere jaren op rij bewust verlies maakt, doet in België nog steeds veel wenkbrauwen fronsen. Niet in het minst bij gevestigde ondernemers. Verstoren dergelijke bedrijven het economisch weefsel? Zorgen ze voor roekeloos gedrag waardoor uiteindelijk vele stakeholders gedesillusioneerd achterblijven? En vooral, is er sprake van een bubbel en zal deze ooit barsten? Waarschijnlijk nooit, want met deze vorm van ondernemen hoeft niks mis te zijn.
Deze bedrijven creëren immers waarde op andere manieren. Vooreerst gebruiken ze een deel van hun financiële middelen voor het ontwikkelen van een innovatief product dat het leven van klanten, bedrijven of consumenten makkelijker maakt.
Een bedrijf dat meerdere jaren op rij bewust verlies maakt, doet in België nog steeds veel wenkbrauwen fronsen. Niet in het minst bij gevestigde ondernemers
Daarnaast voeden ze het ecosysteem van bedrijven rondom hen. Hoewel een aanzienlijk deel van hun marketingbudget en ontwikkelingsbudget naar buitenlandse bedrijven kan gaan, profiteren ook lokale ondernemingen van het hoge uitgavepatroon van deze bedrijven. Denk aan marketingbureaus of appontwikkelaars. En tot slot creëren ze banen voor veelal hoogopgeleide profielen, zoals IT’ers of ‘business developers’.
Drie mogelijke scenario’s
Het doel van de meeste verliesmakende techbedrijven is dus om veel kosten te maken op vlak van productontwikkeling, marketing en salarissen om op die manier met een innovatief product zoveel mogelijk terugkerende klanten te strikken. In principe zijn er drie scenario’s mogelijk.
In een eerste scenario wordt de scale-up na verloop van tijd winstgevend en zijn er geen bijkomende kapitaalrondes meer nodig, wat zowel voor investeerders, oprichters als werknemers een ideaal scenario is.
In een tweede scenario wordt de onderneming overgenomen door een sectorgenoot op het moment dat er nog verliezen gemaakt worden. De acquisitie gebeurt dan vooral vanuit strategisch oogpunt om het innovatief product aan de portefeuille toe te voegen. Oprichters en investeerders passeren langs de kassa, terwijl de jobzekerheid van de werknemers mogelijk niet altijd even groot zal zijn in de nieuwe constellatie.
Verlieslatende groeiondernemingen zijn zeker niet nefast voor onze economie. Ze zijn net de uitdagers die bepaalde sectoren van innovatie kunnen voorzien
Een laatste, en helaas realistisch, scenario blijft een faling na een verloop van tijd. De onderneming is er dan niet in geslaagd om een ‘product-market fit’ te genereren waarbij er uitzicht was op duurzame winst. Dit is het meest negatieve uitkomst, maar zelfs hier kan de impact meevallen. Investeerders zijn hun inleg kwijt, maar zij zijn quasi altijd professionals die weten dat dit onderdeel is van het investeringsrisico. Voor de oprichters kan het een financiële tegenslag betekenen, maar als het ondernemingsbloed sterk genoeg stroomt, kunnen ze de negatieve ervaring later omzetten in een nieuw ondernemingsavontuur. De werknemers die hun job verliezen, zijn misschien nog het grootste slachtoffer, al kan ook hier het leed meevallen omdat meestal gewilde profielen zijn op de arbeidsmarkt.
Verlieslatende groeiondernemingen zijn zeker niet nefast voor onze economie. Ze zijn net de uitdagers die bepaalde sectoren van innovatie kunnen voorzien. Winst is dan niet meer noodzakelijk het einddoel. De welvaartscreatie ontstaat dan vooral door hun klanten een innovatieve oplossing aan te bieden.