Urbain Vandeurzen
Toen Flanders Make, het strategisch onderzoekscentrum van de maakindustrie, in Q3 van 2021 zijn jaarlijkse enquête bij werkgevers afnam, kon niemand bevroeden dat er een oorlog in Oekraïne zat aan te komen. Bijgevolg moet het positieve toekomstbeeld dat uit die enquête kwam bijgesteld worden. Zeker door de hogere energie- en grondstoffenprijzen die het gevolg van de oorlog zijn. Een recente bevraging door Voka bracht dan ook een andere en meer sombere kijk aan het licht.
Die nieuwste Industrie 4.0-enquête van Flanders Make, die peilt naar stand van zaken, verwachtingen, hefbomen en opportuniteiten, zag er nochtans goed uit: Vlaamse bedrijven gaven ondanks een COVID-pandemie die twee jaar aansleepte blijk van het nodige vertrouwen. En toen besliste Poetin om Oekraïne in te vallen, wat het ondernemersoptimisme een stevige knauw gaf: acht op tien Vlaamse ondernemingen verwacht dat de oorlog een negatieve impact op hun activiteiten zal hebben.
“Na twee moeilijke coronajaren wordt onze economie onmiddellijk met een nieuwe grote en wereldwijde crisis geconfronteerd”, sombert Hans Maertens, gedelegeerd bestuurder van Voka, dat de recentste bevraging deed bij ruim 400 bedrijven. “De oorlog weegt zwaar op het vertrouwen bij ondernemers.”
Helaas moet Flanders Make samen met de bedrijven vaststellen dat negatieve economische schokken onverwacht en uit alle hoeken kunnen komen waardoor de perspectieven van onze bedrijven opnieuw moeten bekeken worden. Hoe kijkt Urbain Vandeurzen, voorzitter van het strategisch onderzoekscentrum, tegen de zaken aan?
“In dat derde kwartaal van 2021 zag het er goed uit. Zo’n drie op vier ondervraagde bedrijven dacht in 2022 terug te stijgen naar het vroegere omzetniveau, 85 procent zag de tewerkstelling terugveren en negen op de tien ondernemers ging er van uit tegen 2023 de dip helemaal achter de rug te hebben. Dat is nu wel even anders: naast die acht op tien bedrijven die negatieve impact verwachten, geeft één op zes bedrijven aan dat het de aanwervingsplannen voor nieuw personeel verlaagt en stelt één op vier nu al de investeringsambities naar beneden bij.”
De importkosten zijn gemiddeld met 22 procent gestegen. Niet alle bedrijven kunnen dit doorrekenen, zodat dit doorweegt op hun marges en hun groei
“Er zijn de bedrijven die rechtstreeks leveren aan of importeren uit Oekraïne en omstreken en die supply chain zien stokken. Maar de grootste impact, en die speelt nog veel meer, komt natuurlijk door de sterk stijgende prijzen: van gas, elektriciteit en olie – ofte energie in het algemeen – en van grondstoffen en materialen. We hadden al een toeleveringsprobleem met chips, maar daar komen nu nog heel wat andere producten bij. Ook door het Zero Covid-beleid van China, waardoor recent de export van de technologische componenten uit de tech hub in Shenzehn in het gedrang kwam. Door dat alles zijn de importkosten gemiddeld met 22 procent gestegen.”
“Sommige bedrijven kunnen dat doorrekenen naar de klant via hun verkoopprijzen, maar andere kunnen dat niet, zodat het doorweegt op hun marges en bijgevolg hun groei. Zeker omdat de indexatie en dus ook de loonkost stijgt. Met als gevolg dat ook de aanwervings- en investeringsplannen worden teruggeschroefd én dat door het risico op een loonkostspiraal de concurrentiepositie van bedrijven verzwakt. Gelukkig blijven de meeste bedrijven wel aanwerven, maar daar komt de krapte op de arbeidsmarkt dan weer bij kijken. Maar dat geldt ‘gelukkig’ ook voor ander landen.”
Digitale transformatie op alle niveaus
En wat dan met de andere zaken die uit de Industrie 4.0-enquête kwamen? “Los van de pandemie en de oorlog blijven er grote hindernissen”, gaat Vandeurzen verder. “Personeel vinden is een structureel probleem en de supply chain blijft verstoord. Dat is duidelijk het geval voor chips, componenten en logistiek. Ook de inflatie blijft een hardnekkige en nog groeiende uitdaging.”
Van Vlaamse bedrijven werd en wordt dus grote operationele flexibiliteit of agility gevraagd. Mede daarom werd de strategische agenda omgegooid. “De grote motor van de maakindustrie was en is digitale transformatie”, stelt Vandeurzen. “Een holistisch concept dat niet alleen over producten maar ook over productiesystemen gaat. Bedrijven maken alles meer geconnecteerd – van supply chain tot klantrelaties – terwijl ook het product zelf tijdens zijn hele levenscyclus begint bij het design. Op basis van data kan een onderneming zijn processen en producten beheren en ook telkens bijsturen en optimaliseren bij elke schakel in de waardeketen.”
Los van de pandemie en de oorlog blijven er grote hindernissen. Personeel vinden is een structureel probleem en de supply chain blijft verstoord
Wat dat betreft hebben de Vlaamse maakbedrijven al heel wat inspanningen geleverd. Zo waren de budgetten voor digitale transformatie in 2019 al verdubbeld in vergelijking met 2017. Wanneer het gaat over Industrie 4.0 denkt bijna 80 procent van de bedrijven dan ook even sterk of sterker te staan dan de concurrenten.
“Opvallend is dat het innovatiebudget ook in 2021 in 95 procent van de bedrijven ongewijzigd is gebleven”, stipt Vandeurzen aan. “Bij die innovatie horen ook operationele aanpassingen maar de hoogste prioriteit gaat naar digitale transformatie. Ik denk ook niet dat die ambitie door de huidige oorlog zal worden aangetast.”
Werkpunten
Met de focus zit het dus wel goed, maar toch maakt Vandeurzen enkele kanttekeningen bij de stand van zaken: “Uit de nieuwe enquête blijkt dat slechts 61 procent van de bedrijven echt een formeel plan heeft voor digitale transformatie. En slechts drie op de tien hebben zo’n plan in uitvoering. Dat is ongeveer hetzelfde als in 2019.”
“Bovendien gebruikt twee derde van de bedrijven digitalisering vooral om de kostencompetitiviteit en de efficiëntie te verhogen. Slechts een derde ziet er ook een opportuniteit in om de omzet te verhogen en marktaandeel te winnen. Vooral grote bedrijven – ongeveer 75 procent – zijn meer gericht op kostenefficiëntie. Ten slotte zijn de moeilijkheden om digitaal talent en competenties te vinden of uit te bouwen een groot struikelblok. Ook het creëren van een digitale cultuur is voor een deel van de bedrijven niet eenvoudig.”
Duurzaamheid hoog op de agenda
Een aantal bevindingen van Flanders Make liggen in de dezelfde lijn als vorige onderzoeken. Toch is er ook een heel duidelijk nieuw thema opgedoken op de agenda van de maakindustrie: duurzaamheid. “Op twee jaar tijd is duurzaamheid of ‘sustainability’ een absolute must geworden”, bevestigt Vandeurzen. “Het is nu een essentiële factor om wereldwijd competitief te blijven én om te beantwoorden aan de regelgeving van de overheid. De toekomst van de maakindustrie is digitaal, duurzaam en competitief. Die drie aspecten zijn met elkaar verbonden. Je kan bijvoorbeeld niet inzetten op duurzaamheid zonder oog te hebben voor competitiviteit, en je kan niet competitief zijn zonder te digitaliseren.”
Duurzaamheid wordt nu in ieder geval beschouwd als een competitief voordeel. De bevraagde bedrijven willen die grotere duurzaamheid op verschillende manieren bereiken. Vooral de overschakeling naar een meer groene, CO2-neutrale aanpak wordt genoemd. Daarbij gaat het niet alleen over de eigen organisatie maar ook over de toeleveranciers. “Technologie kan op dat vlak een grote rol spelen, bijvoorbeeld door het strategisch gebruik van data en digital twins, virtuele kopieën van bestaande fysieke producten of processen”, legt Vandeurzen uit.
De menselijke factor
Wat soms vergeten wordt: duurzaamheid heeft ook te maken met menselijke aspecten. “Het welbevinden op de werkplaats, werkbaar werk door ondersteuning met technologie en robotisering, het ‘reskillen’ van medewerkers, en de automatisering van repetitief werk bijvoorbeeld”, verduidelijkt Vandeurzen. “Dit soort elementen zijn voor de meeste bedrijven die willen werken aan duurzaamheid even belangrijk als CO2-neutraliteit. We zien ook dat de maakbedrijven bepaalde concepten rond duurzaamheid meer en meer doortrekken naar hun hele ecosysteem van klanten en leveranciers, zodat ze die volledig kunnen optimaliseren.”
“Ook de circulaire economie is een concept dat steeds meer aandacht krijgt om de duurzaamheidsdoelstellingen te bereiken. De bedoeling is daarbij dat geen grondstoffen verloren gaan door hergebruik. Tegelijk krijgen producten een langere levensduur, onder meer door in te zetten op predictive maintenance – ook weer een belangrijke rol voor innovatieve technologie.”
We zien dat maakbedrijven bepaalde concepten rond duurzaamheid meer en meer doortrekken naar hun hele ecosysteem van klanten en leveranciers
AI en big data
Predictive maintenance of voorspellend onderhoud is slechts een van de vele toepassingen waarbij artificiële intelligentie en big data worden ingezet. Vandeurzen: “AI en big data worden nog altijd beschouwd als het nieuwe goud voor de economie. Door via slimme sensoren grote hoeveelheden data te verzamelen kan je daar belangrijke inzichten uit halen. Die dienen zowel als basis voor geautomatiseerde acties als voor strategische beslissingen op bedrijfsniveau. Zo krijg je een hefboom voor betere producten en grotere efficiëntie.”
Data verzamelen volstaat op zich niet – je moet er ook effectief iets mee doen. Dat laatste is voor acht op de tien bedrijven soms nog moeilijk. Ze verklaren dat ze wel heel veel data verzamelen maar dat ze er niet in slagen die data ook te organiseren, te rapporteren en te interpreteren. Ook op het vlak van digital twins blijft er nog een sprong te nemen naar het meer strategische niveau. “De toepassing zit vandaag vooral in de fase van productdesign”, zegt Vandeurzen. “Ook voor maintenance wordt de digital twin door meer en meer bedrijven beschouwd als een goede oplossing, maar veel minder voor het verbeteren van de Total Cost of Ownership. Bij Flanders Make willen we bedrijven hierin nog meer stimuleren en ondersteunen.”
AI en big data worden nog altijd beschouwd als het nieuwe goud voor de economie. Door via slimme sensoren grote hoeveelheden data te verzamelen kan je daar belangrijke inzichten uit halen
Ook het verder uitbouwen van structurele samenwerkingen verdient nog meer aandacht. “Bedrijven kunnen bijvoorbeeld onderling connecteren om end-to-end samen te werken voor predictive maintenance”, illustreert Vandeurzen. “Het zal de maakindustrie nog meer wendbaar, efficiënt en klantgericht maken.”
En nu, toekomstbeeld?
De polarisatie tussen de VS en China inzake handel, de pandemie, de oorlog in Oekraïne, de steeds heviger woedende war for talent: de laatste twee à drie jaar hebben onze Vlaamse bedrijven heel veel te verduren gekregen. Wat zegt dat over hun veerkracht, willen we ten slotte nog weten. “Na de twee moeilijke Covid-jaren zien Vlaamse bedrijven inderdaad een nieuwe storing op de economie”, besluit Vandeurzen, “waardoor ze zich alweer flexibel moeten opstellen. Dat het zal wegen op de groei, is zeker: de laatste prognoses van KBC voor de Belgische economie zijn al naar beneden bijgesteld van 2,7 naar 2,1.”
“Het is ook niet uitgesloten dat we naar een formele recessie gaan, zeker als de olie- en gaskraan helemaal zouden dichtgedraaid worden. Dat zet een domper op het positieve perspectief, zeker omdat met het einde van de oorlog de crisis niet voorbij zal zijn. Die zal nog lang nazinderen en wellicht heel 2022 impacteren.
Vlaamse maakbedrijven tonen zich veerkrachtig, we moeten nu hopen dat Oekraïne niet de crisis te veel wordt
“Dat gezegd zijnde blijft het ondernemersvertrouwen overeind en blijven organisaties zich agile opstellen, maar hoe lang nog? Vlaamse maakbedrijven tonen zich veerkrachtig, we moeten nu hopen dat Oekraïne niet de crisis te veel wordt. We moeten nu vooral doorzetten op de strategische transformatie van de maakindustrie rond de drie assen: digitalisering, duurzaamheid en competitiviteit. Zo zullen onze bedrijven nog beter voorbereid zijn op de volgende negatieve schok die er ongetwijfeld nog zal aankomen.”