Europa’s eengemaakte markt up to speed brengen met ons digitale tijdperk, dat is het doel van de Digital Single Market: een initiatief van de Europese Commissie om de Europese economie te boosten, jobs te creëren en de digitale connectiviteit in heel Europa te versterken. Alleen: dat legt nog meer druk op de schouders van de – nu al worstelende – telecomoperatoren. Hoe kunnen onze Belgische telecom-spelers deze uitdagingen het hoofd bieden? En wat betekent dit voor bedrijven? Deborah D’Hauwer van EY en Stefaan Vyverman van de federale regulator BIPT schijnen hun licht op de zaak naar aanleiding van de recentste EY-whitepaper.
Die Digital Single Market, wat is dat precies? “Europa wilde een eengemaakte markt, met vrij verkeer van goederen en personen en waar iedereen vrij kon ondernemen. Er moest een kader komen voor het digitale stuk, om ervoor te zorgen dat ondernemingen en markten zich ook vrij op de digitale markt konden bewegen”, kadert Vyverman het begrip.
“Wij als BIPT, als regulator voor de post-en telecommunicatiesector, werken voor het algemene belang, zowel dat van de consument als dat van de bedrijven. Zo zorgen wij er bijvoorbeeld mee voor dat België over een goede telecominfrastructuur beschikt, zowel vast als mobiel. Maar we houden ook in het oog dat er voldoende concurrentie is en dat er geen dominante spelers de kop opsteken die de markt vervalsen. En natuurlijk beschermen wij ook de consument, door erop toe te zien dat de prijzen transparant zijn en klanten gemakkelijk kunnen switchen van telecomoperator”, legt hij uit.
“Vanuit EY werken wij voor de drie partijen: de telecomspelers, de overheid en de bedrijven die beroep doen op nieuwe technologieën rond nieuwe mobiele connecties zoals 5G”, schetst D’Hauwer de practices van EY. “Afhankelijk van de serviceline, helpen wij die spelers vanuit strategy en transactions, maar ook vanuit auditing en assurance.
Internet is een commodity
Een hot topic dus, die Digital Single Market, waarom is het vandaag zo relevant? “Telecom is kritische infrastructuur, noodzakelijk om digitale diensten te laten functioneren”, duidt Vyverman. “Valt de internetverbinding bij een bedrijf uit? Dan is de kans groot dat het stilvalt. We zijn er simpelweg afhankelijk van. Die afhankelijkheid van een goede telecominfrastructuuur noodzakelijk voor het überhaupt kunnen functioneren van digitale diensten is door covid in een stroomversnelling terechtgekomen: we werken veel meer van thuis en kopen nog veel meer online.”
“De regelgeving die op handen is, de Digital Market Act en de Digital Service Act, zal ervoor zorgen dat grote dienstenplatformen zoals Apple, Meta, Microsoft enzovoort zich aan bepaalde Europees opgelegde regels dienen te houden. Op Europees vlak en wij als regulator binnen België zullen er veel meer op moeten toezien dat die gatekeepers fair spelen op de markt, dat ze de regels respecteren. En dat ze bepaalde stukken van de markt openzetten, zodat concurrentie altijd mogelijk is en dat gebruikers van hun diensten niet voor eeuwig en altijd aan hen gelinkt zijn, maar altijd kunnen overstappen”, gaat hij verder.
Om echter te kunnen genieten van die eengemaakte digitale markt is een goede telecominfrastructuur aan een betaalbare prijs zo broodnodig. “We moeten zorgen voor een goede basisinfrastructuur, voor een betaalbare prijs, onder andere om meer tegemoet te komen aan telewerken en bedrijven, wiens interne en externe processen gebaseerd zijn op een performante telecominfrastructuur. En dankzij roaming kunnen ook we onbezorgd tegen een betaalbare prijs communiceren in geheel Europa. Ik denk niet dat iemand terug wil naar de tijd waar je torenhoge tarieven per land betaalt als je even buiten België gaat.”
“In vergelijking met andere Europese landen is België één van de duurdere landen”, vult D’Hauwer aan. “We moeten dus naar een markt evolueren waar de prijzen competitief en interessant voor de consument blijven.”
Financiële katers
Het klinkt als een logisch initiatief, al lijken onze Belgische telecomoperatoren minder happig. “De telecomspelers hebben grote investeringen moeten doen, onder andere in het 5G-netwerk. Alleen kregen ze daar niet de verwachte return van: bedrijven sprongen maar moeizaam mee op de kar. Die investeringen lagen dan ook zwaar op de maag”, schetst D’Hauwer. Die bevindingen en uitdagingen kadert EY ook in hun recentste whitepaper.
“Dat is natuurlijk jammer, al mogen we niet vergeten dat het nog altijd zeer commerciële bedrijven zijn die winst maken. Als je naar de analyses van het eerste kwartaal van dit jaar kijkt, dan zie je dat bij het gros van de operatoren de average revenue per user, de gemiddelde prijs per klant, stijgt. Als gevolg daarvan daalt het aantal klanten”, nuanceert ze.
“België scoort goed wat de DSM-regels van Europa betreft”, pikt Vyverman in. “Maar die goede score vergt wel degelijk veel investeringen van de operatoren”, meent hij. “Om zowel voor de vaste als de mobiele markt de technologische evoluties te blijven volgen zijn investeringen van meerdere miljarden nodig. Bovendien helpen de verschillende bestuursniveaus ook niet altijd mee door het opleggen van beperkte stralingsnormen, het beperken van graafvergunningen en het opleggen van extra retributies. Zij zouden iets meer begrip mogen tonen, want het fibernetwerk dat nu wordt uitgerold is een belangrijk industrieel project dat mee onze maatschappij zal bepalen voor de komende 40 à 50 jaar”, klinkt het.
En ook daar wringt het schoentje: “De financiële markten denken niet in termijnen van 40 jaar. Zij willen de investeringen al binnen 5 of 6 jaar terugbetaald zien anders investeren ze niet.”
“Dat is de reden waarom wij bij EY aanvragen in de markt zien vanuit operatoren om co-investeerders in glasvezel of in vaste netwerken in het algemeen te vinden. Op dit moment zijn het vaak de operatoren zelf die dergelijke industriële projecten financieren. Dat is zwaar om te dragen”, valt D’Hauwer hem bij.
Is het Fair Share Debate wel zo fair?
En er is nog een uitdaging die onze telecomoperatoren in de ban houdt: het Fair Share Debate. “De operatoren zijn misnoegd. Zij vinden dat zij alle investeringen dragen, zodat de inwoners van de verschillende landen toegang hebben tot degelijke mobiele en vaste infrastructuren. Terwijl het - in hun ogen - de Meta’s en Googles van deze wereld zijn die vandaag met de immediate profits gaan lopen, aangezien die platformen ontzettend hard worden gebruikt”, legt D’Hauwer uit.
“Het is het kip-of-ei-verhaal”, vult Vyverman aan. “De operatoren hebben hun dienst ontwikkeld en hun markt kunnen uitbouwen dankzij de content van bedrijven als Facebook, Netflix enzovoort. Als die content er niet was geweest, zou het internet er misschien heel anders uit gezien hebben en hadden de operatoren ook niet zoveel verdiend. Het is allemaal aan elkaar gelinkt: er moest een netwerk zijn, maar er moest ook content zijn. Die situatie hebben we als regulator grondig onderzocht. Het lijkt mij dan ook geen oplossing om de bedrijven die content leveren mee te laten betalen voor de investeringen van een andere operator. Want waar trek je dan de grens? Het is bovendien onduidelijk in welke mate dergelijke bijdragen de eindklant ten goede komen.”
“Er zullen altijd partijen zijn die moeten investeren en ja de telecomoperatoren hebben een financiële kater gehad, maar ze zijn niet verlieslatend. Ze zijn nog steeds winstgevend”, pikt D’Hauwer in. “Ik denk dat er, zeker in België, een balans moet gevonden worden in het aanbod naar de klanten toe. De winst van de operatoren schuilt in het gebruik van de klanten: de inwoners van een land bepalen het gebruik en de intensiteit van het mobiele en vaste netwerk, gedreven door trends zoals streaming, gaming enzovoort.”
“Dat geldt niet alleen voor particulieren, maar ook voor bedrijven. Telco’s zijn er vandaag nog altijd niet 100% in geslaagd om van 5G een succes te maken. Omdat ze geen flauw idee hebben wat een business concreet nodig heeft. Wij zien nog altijd veel bedrijven die zich afvragen of ze de 5G-piste moeten onderzoeken, die niet weten hoeveel het hen gaat kosten, of die tevergeefse gesprekken met operatoren hebben gehad. En vooral: het is niet duidelijk wat het hen zal opbrengen. Op die investeringsvragen proberen we vanuit EY aan de bedrijven een antwoord te bieden.”
De telco-markt van de toekomst
De oplossing die Europa ziet? Een geconsolideerde markt. Al is dat volgens Vyverman geen echte oplossing. “Door de open markt hoopte men in Europa dat er een aantal grote operatoren zouden komen die hun diensten over heel Europa zouden uitrollen. Want, zo dacht men, dan gaan we serieuze investeringen krijgen en innovatie stimuleren. Maar het is niet omdat je consolideert, dat je automatisch innovatie hebt. Die innovatie ontstaat pas onder druk van concurrentie, volgens mij.”
“Men kijkt daarvoor een beetje naar Amerika, waar je drie grote spelers hebt. Plots lijken we hier in Europa dan niet meer wakker te ligging van de relevante regulering en mededingingsregels die in het verleden getoond hebben goed te functioneren. Maar wat we niet mogen vergeten bij dat Amerikaanse model: de consumentenprijs is er drie keer zo hoog als bij ons”, voegt hij toe.
“Ik denk inderdaad dat we eerder op een nationale marktconsolidatie aan het afstevenen zijn in plaats van op een pan-Europese consolidatie”, meent D’Hauwer. “Wij horen vaker dat bepaalde buitenlandse operatoren een nationale markt zullen verlaten om plaats te maken voor en op te gaan in die marktconsolidatie.”
“Dat zit eraan te komen, al geloof ik dat het natuurlijk moet gebeuren én met respect voor een goede marktwerking”, sluit Vyverman af.